Vijf tips.
februari 2017
‘Wat te doen bij een ramp’, de opdracht aan ons was simpel, maak een voorlichtingsfilm. De oproep voor de filmwedstrijd nam ik op in het lijstje suggesties van de opdracht ‘maak een korte CKVfilm’ in Havo 5.
Vier leerlingen zagen wel iets in het onderwerp en togen aan het werk. Het resultaat was aardig, niet goed, niet briljant, aardig.
“U stuurt het filmpje wel op, hè!”, drongen ze aan.
Ik had er niet veel vertrouwen in, maar à la, beloofd is beloofd. Een paar weken later kwam er bericht en ik werd verrast. Ze waren een van de prijswinnaars.
“Hoe groot is de klas waarmee jullie gaan komen?”, vroeg de dame van het educatief organisatiebureau. “Het is de bedoeling dat een winnaar met zijn klas de prijs komt ophalen.”
“Klas? We komen met z’n vijven. Kan dat ook? En ik kan wel rijden”, mompelde ik.
De leerlingen wilden eerst niet, toen weer wel en toen weer niet allemaal. Hun klasgenoten, lagen half juni tussen het eindexamen en de uitslag op het strand Albufeira. Die geloofden het wel.
Ik proefde een lichte teleurstelling aan de andere kant van de lijn.
Ze hadden op een grotere opkomst gerekend. Ik voelde mij ongemakkelijk worden. Een wel aardige inzending en geen klas. Ik probeerde die week nog een klas mee te krijgen, maar zomaar uit het niets, ongepland, dat gaat in geen schoolorganisatie. Ik kreeg geen toestemming. We gingen met zijn vijven.
Er kwam geen grote bus voor vijf man maar het werd een busje.
Op de grote dag, een warme zonovergoten vrijdag in juni, stond een luxepersonenbusje mét chauffeur voor mij en de leerlingen klaar. Wij togen naar Zeeland. Bij aankomst stond er nog één touringcar op de parkeerplaats en na ontvangst bleek dat er een school aanwezig was met een aantal brugklassen.
Ik zag de film in de filmzaal terug en hij was wel aardig. Er waren weinig inzendingen en bij gebrek aan competitie gingen we met de derde prijs naar huis. Ik kreeg de indruk dat het aantal en de kwaliteit van de inzendingen in de landelijke filmwedstrijd een beetje tegengevallen was. De organisatie had duidelijk gerekend op een grotere opkomst.
‘Wat te doen bij een ramp.’ De museummedewerkers waren zeer sportief en wij werden prima ontvangen. Uiteindelijk werd het voor ons een leuke dag maar het had op een aantal punten beter gekund.
Wat ging hier mis en vijf tips om de fouten te vermijden.
Het is een oud en beproeft middel om wedstrijden voor het onderwijs te organiseren, maar hoe vermijd je de grootste valkuilen.
1. Begin klein. Er zijn een aantal landelijke wedstrijden die al jaren lopen en langzaam aan hun concept konden schaven. Dit model maakt je minder kwetsbaar.
2. Wees zuiver en oprecht in je doelstelling. Neem je voor om de leerlingen een goede leerervaring aan te bieden. Als het je gaat om het vullen van je evenement met zoveel mogelijk deelnemers vraag je dan af of je dat met het onderwijs wilt doen.
3. Hou de doelgroep voor ogen. De leefwereld van een brugklasser verschilt enorm met die van een tweede klasser. Een examenleerling leeft in een ander universum.
4. Deze wedstrijd was ruim op tijd aangekondigd, maar de deadline van meer dan de helft van de wedstrijden ligt na een paar weken. Dat is niet realistisch. Geef de docent en leerlingen de tijd om de opdracht uit te werken. Docenten werken veelal in blokken van acht weken en een docent kan niet zonder overleg met collega’s er een opdracht tussen schuiven.
5. Een goed omschreven opdracht maakt het de docent gemakkelijk. Maak de opdracht niet te gesloten. Open opdrachten die de fantasie prikkelen zijn veel leuker, maar ook lastiger want de resultaten kunnen heel verschillend zijn. Bij open opdrachten presteren leerlingen zeer verschillend. Je hebt meer uitschieters. Het kan briljant zijn, maar er zitten ook missers en mislukkingen tussen. Of je hebt een aardig resultaat.
Veel kunstinstellingen worstelen met de effectiviteit van hun cultuureducatie. Besteed je veel tijd en aandacht aan het benaderen van het onderwijs, neem kunsteducatie en het onderwijs serieus.
Succes!
Marcel van Kerkvoorde